- jezusvolgers
DE HISTORISCHE JEZUS VAN TOLSTOJ een relaas van een boekstudie.
Na decennialang studeren, schreef ik vier manuscripten over Jezus als historische mens. Daarbij ligt het accent op de vraag wat de inhoud van zijn boodschap was, als hij die al had, en of die boodschap gezien kan worden als in een sociaal-maatschappelijk-religieus vacuüm ontstane nieuwlichterij, of als ingebed in een rationeel acceptabele eigentijdse context. Christelijk gelovigen hebben al een antwoord op die vraag wanneer ze Jezus aannemen als de door Paulus verkondigde messiasfiguur, die door zijn leven te offeren de woede Gods jegens de zondige mensheid heeft afgewenteld, op voorwaarde dat je in die constructie geloofd, dat wil zeggen: onvoorwaardelijk aanneemt, op gezag van Paulus. Paulus koppelde aanvankelijk die messiasfiguur, zijn Christus, aan de figuur van Jezus, maar nam later afstand van die die associatie. Het zegde ‘de heidenen’ ook niets, zo’n Joodse Jezus. De evangelisten ontkwamen er echter jegens Joden niet aan om de inmiddels onder Joden gevestigde Jezustraditie een plaats binnen die Pauluschristologie toe te kennen. Dat deden zij met terugwerkende kracht. Maar dat terzijde.
Sommigen van degenen die dat christelijk geloven niet onvoorwaardelijk aannamen, hebben door de tijd heen gezocht naar wie Jezus nou eigenlijk geweest moest zijn wanneer we hem proberen los te zien van hoe de evangelisten die Jezus een plaats hebben proberen te geven binnen de Paulinische Christustheologie. Wanneer je iets onderzoekt, moet je van tevoren je methoden uit de doeken doen. Een onderdeel daarvan is het aangeven van je uitgangspunten. Wanneer ik bijvoorbeeld van tevoren niet het geloof in natuurwonderen uitsluit, kom ik o.g.v. in ieder geval de evangeliën terecht bij een Jezus die een bovennatuurlijke wonderdoener was, met alle gevolgen van dien voor mijn Jezusconstructie. Wanneer ik van tevoren aanneem dat Jezus een ophanden zijnde goddelijke interventie verkondigde, kom ik automatisch uit bij Jezus als een apocalyptisch profeet. Wanneer ik aanneem dat in geval van Jezus de Romeinen hoogst uitzonderlijk hem bij zijn beschreven opruiende volksactiviteiten niet meteen opgepakt of standrechtelijk gedood hebben, kom ik uit bij een Jezus als rebellerende vrijheidsstrijder. Wanneer ik ervan uit ga dat hij ‘De Zoon van God’ is, kom ik daar uit. Mijn a priori aannames, bepalen mijn uitkomst.
In de literatuur, en met name van de kant van christelijk gelovigen, wordt dat als argument gehanteerd dat Jezus als historische man ‘dus’ niet te onderzoeken is: ‘er komt toch dat uit wat de onderzoeker erin stopt’, en daarom is er maar één Jezus, die van Kerk en Geloof. Voor mij is dat een onzinnige redenering. De kunst bij onderzoek is realistische uitgangspunten te definiëren, want ‘rubbish in is rubbish out’. Je uitkomst moet naast de geloofwaardigheid van je aannames, de aard van je hypothese, en de kwaliteit van je methoden, ook intern consistent zijn, dat wil zeggen: aannemelijk, zo niet overtuigend, maar op rationele gronden. Het is duidelijk dat gelovige Christusaanhangers feitelijk geen onbevangen onderzoek kunnen doen naar Jezus als historisch figuur. Dat geldt ook voor hen die alles wat in de Bijbel staat onvoorwaardelijk als historisch waarachtig aannemen. De literatuur illustreert dat in geuren en kleuren. Bovendien is daarbij discussie tussen aanhangers van de Christusdoctrine en hen die dat niet zijn, meestal een heilloze zaak: geloofsinhoud betreft steeds een keuze die niet rationeel gegrond hoeft te zijn, terwijl dat voor historische of literaire keuzen wel geldt. De onderzoeker moet zijn keuzes beargumenteren, de gelovige hoeft dat niet, althans niet op rationeel niveau. Op onderzoekconclusies rust een bewijslast, op geloofsinhoud niet. Maar wat je vaak ziet is dat gelovigen niet-gelovige onderzoekers proberen ongeloofwaardig te maken met quasi-rationele argumenten, maar zichzelf ten aanzien van hun geloofsinhoud daarvan verschoond wanen. Het is ronduit een oneerlijke discussiemethode. Onderzoek laat zich niet geloofsmatig falcificeren.
Mijn speurtocht naar Jezus als historische mens berust niet op geloofsmatige gronden of aannames. Wat ik uit de literatuur daartoe meeneem, moet op methodologische gronden voldoen. Dat weet je meestal niet van tevoren wanneer je het zoveelste artikel of boek gaat bestuderen.
Nadat ik vier manuscripten geschreven had, kwam ik op het spoor van Daniël De Waele zijn boek ’De andere wang toekeren? Over de lastige Bergrede’ (Buijten en Schipperheijn Motief, Amsterdam, 2020). Ik vind het spijtig dat ik het niet eerder las, omdat De Waele erin de nodige aandacht geeft aan een taalkundige beschouwing van Jezusuitspraken. We kunnen Jezus’ woorden niet op waarde schatten, wanneer we geen rekening houden met het feit dat vele van zijn uitspraken als literaire stijlfiguren gezien moeten worden. Dat is althans mijn overtuiging, zoals ik in mijn eerste twee boeken laat uitkomen (Het goede zoeken. De zin van het leven volgens Prediker en Jezus. Buijten en Schipperheijn Motief, Amsterdam, 2022. Wat heb je nu nog aan Jezus? Zijn eigen boodschap van voor het evangelie van Christus. Uitgeverij Boekscout, Soest, 2023).
Het boek van De Waele heb ik nog niet gelezen, dus ook nog niet toen ik mijn derde manuscript inleverde (Jezus van Bethanië. van Warven, Kampen, 2023), noch mijn vierde (over het Thomasevangelie). De Waele noemt in zijn boek een werk van Tolstoj, dat, vertaald door A. Langeveld, ‘Mijn kleine evangelie’ heet in het Nederlands (Erven J. Bijleveld, Utrecht, 2020). Tolstoj was ook zo’n Jezuszoeker langs kerk en geloof heen. Ik heb het gekocht, en ben erg benieuwd naar wat Tolstojs bevindingen en meningen zijn. Zou het tot een vijfde manuscript komen, kan ik die erin verwerken.
(WORDT VERVOLGD)